New York, Metropolitan Museum of Art, Cloisters Collection, ms 68.174 Apocalypse, f. 3r: John on the Island of Patmos (detail)

Meester van de Cloisters Apocalypse

Frans boekverluchter, werkzaam in Normandië rond 1330. Ontleent zijn door schrijver dezes gegeven naam aan de door hem verluchte apocalypse, thans bewaard in het Metropolitan Museum of Art, the Cloisters, te New York. 

De 72 miniaturen uit dit handschrift staan zowel qua formaat en stijl als volgorde in nauw verband met een tweetal andere apocalypse manuscripten uit dezelfde periode, de ene thans bewaard in Londen, British Library, ms. add 17333, en de ander bewaard in Parijs, Bibliothèque nationale, ms. lat 14410.

New York, Metropolitan Museum of Art, Cloisters Collection, ms 68.174 Apocalypse, f. 8r: The Opening of the Second Seal, Strife

Het Cloisters manuscript valt echter op door de rijkdom van de afbeeldingen, alsmede door een tweetal ongebruikelijke toevoegingen aan de inhoud, te weten een dedicatiepagina op f. 38v en een korte cyclus met het leven van Christus voorafgaand aan het verhaal van de apocalypse zelf (f. 1-2v).

Opvallend is voorts, zeker in vergelijking tot oudere apocalypsen als Londen, Lambeth Palace Library, ms. 209, de luchtigheid van de miniaturen met een hoofse uitstraling waarbij Johannes als het ware als de held van het romantische verhaal optreedt.

De figuren zijn ietwat gemaniërd, hun bewegingen langzaam en zelfbewust en elegant. Daar waar het verhaal van de apocalypse oproer en onrust laat zien, vinden we hier order en kalmte, waarbij iedere persoon en zaak zijn eigen plaats heeft.

New York, Metropolitan Museum of Art, Cloisters Collection, ms 68.174 Apocalypse, f. 9r The Opening of the Fourth Seal, Pestilence

Op zoek naar de bron van de stijl van de miniaturen vinden we noch in Parijs noch in Engeland vergelijkbare voorbeelden. Deze treffen we wel aan in Normandië. Met name een uit dit gebied afkomstig pontificaal (thans Parijs, Bibliothèque Nationale, ms. lat 973) biedt aanknopingspunten. Dit pontificaal draagt de wapens van Guillaume Thiéville, bisschop van Coutances in Normandië van 1315 tot 1347.

Ook gebrandschilderd glas afkomstig uit Normandië laat gelijkenissen zien.

Daarnaast zien we de stijl van de Cloisters apocalypse in haar volwassenheid verrassend genoeg terug in de beroemde Manesse-Codex, gemaakt in Zürich rond 1320-1330 (Heidelberg, Universitäts-bibliothek, ms. pal. Germ. 848).

Een van de minimaal 4 artiesten die bijdroegen aan deze codex schilderde zijn 3 miniaturen op een wijze die sterk overeenkomt met de schilderingen in de Cloisters Apocalypse (zie o.a. f. 194r uit de Manesse Codex).

Dit betekent overigens niet dat hier sprake is van een en dezelfde verluchter. Veeleer is het waarschijnlijk dat de Cloisters Apocalypse als voorbeeld heeft gediend voor deze mede-verluchter van de Manesse-Codex. De Cloister-Apocalypse vormt hiermee een belangrijke link tussen de Zuidduitse en Franse schilderkunst in de derde decade van de 14e eeuw.

Als gezegd werd het handschrift in Normandië, waarschijnlijk Coutances vervaardigd. De opdrachtgevers staan afgebeeld op f. 38v. De man is onbekend, maar de vrouw is waarschijnlijk een dochter van Jehan de Montigny, een Normandische ridder. Vrij kort na voltooiing werd het handschrift naar Zwitserland gebracht, waar het te eniger tijd in het bezit kwam van de abdij van Zofingen, gelegen op ongeveer 30 kilometer van Zürich. In de 20e eeuw maakte de Cloisters-Apocalypse onderdeel uit van de beroemde verzameling van Baron Edward de Rothschild (zijn ms. 95 in een lijst uit 1936).

Catalogus

New York, Metropolitan Museum of Art, the Cloisters

Ms 68.174 apocalypse, Frankrijk, Normandië, ca 1330

literatuur:

  • Delisle & Meyer 1901, nr. 15, p. IV, XCV–XCVIII en verder
  • Deuchler, Hoffeld & Nickel 1971
  • De Hamel 2005, p. 21, 31–32, 50–51, 59, pl. 23

Parijs, Bibliothèque Nationale

Ms lat 973 pontificaal, Frankrijk, Normandië, ca 1330

Literatuur

  1. Delisle & Meyer 1901, nr. 15, p. IV, XCV–XCVIII en verder
  2. Deuchler, Hoffeld & Nickel 1971
  3. De Hamel 2005, p. 21, 31–32, 50–51, 59, pl. 23