Malibu, J. Paul Getty Museum, Ms. 37, f. 90r: geseling – The Flagellation (detail)

Weense meester van Maria van Bourgondië

(Vienna Master of Mary of Burgundy | Maître viennois de Marie de Bourgogne)

Direct link to:

The Book of Hours of Mary of Burgundy

Madrid, Biblioteca Nacional, Ms Vitr 25-5 ” Voustre Demeure”

Vlaams boekverluchter, werkzaam tussen 1470 en 1480. Ontleent zijn naam aan het getijdenboek van Maria van Bourgondië te Wenen, Osterreichische Nationalbibliothek, Cod. 1857, van welk handschrift hij de folio’s 14v, 43v, 94v en 99v verluchtte (zie ook hierna onder “Het Weense getijdenboek”).

Malibu, J. Paul Getty Museum, Ms. 37, f. 111v: Kruisafneming (detail)

Het getijdenboek in Berlijn

Voorheen werd ook het getijdenboek van Maria van Bourgondië en keizer Maximiliaan te Berlijn aan hem toegeschreven. Van dit destijds mede naamgevend handschrift wordt sinds Lieftinck 1969 (zie ook Van Buren 1975 en König 1998) echter betwijfeld of dit wel gemaakt kan zijn door dezelfde meester die het Weense handschrift verluchtte.

De catalogus behorende bij de belangrijke tentoonstelling over de Vlaamse boekverluchtingskunst (Los Angeles-London 2003) geeft de thans heersende leer weer op grond waarvan het getijdenboek in Wenen wordt toegeschreven aan de zogenoemde Weense Meester van Maria van Bourgondië (een naam gegeven door Brinkmann 1997 en 1998) terwijl het handschrift in Berlijn is vervaardigd door de Gentse Associés (zie ook aldaar).

De door Brinkmann aan de verluchter van het Berlijnse handschrift gegeven naam Berlijnse Meester van Maria van Bourgondië wordt niet algemeen gebruikt en dus verder vermeden.

Stijl en belangrijkste werken

De Weense Meester van Maria van Bourgondië wordt beschouwd als de meest begaafde en originele laat-middeleeuwse Vlaamse verluchter. Traditionele thema’s interpreteert hij op volledig nieuwe wijze. Als goed verteller weet hij zijn onderwerpen en personages uitstekend te karakteriseren.

Hij bevolkt zijn diepe landschappen soms met een wemeling van kleine figuren. Als eerste in de Noord-Europese kunst weet hij de luchtperspectief perfect weer te geven. Zijn pasteltinten en delicate grisailles zorgen voor een goede sfeertekening. Bovendien maakt hij gebruik van de verworvenheden van de eigentijdse Gentse paneelschilderkunst: hij neemt duidelijk elementen over uit het oeuvre van Hugo van der Goes en van de Meester van de Calvarie van Sint-Baafs alias Justus van Gent alias Joos van Wassenhove.

Twee handschriften nemen een voorname plaats in zijn oeuvre in, te weten het reeds genoemde getijdenboek van Maria van Bourgondië te Wenen, Osterreichische Nationalbibliothek, en het getijdenboek van Engelbrecht van Nassau.

Oxford, Bodleian Library, ms Douce 219-220, f. 181v-182r: Laatste Oordeel en David worstelt met beer

De Weense Meester van Maria van Bourgondië wordt voorts verbonden met het beroemde getijdenboek Voustre Demeure, zo genoemd naar een devies in een van de marges. In dit getijdenboek werkte hij samen met Lieven van Lathem en Simon Marmion.

In het in 2002 teruggevonden, reeds lang verloren gewaande, Trivulzio getijdenboek, geschonken aan de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, vinden we deze combinatie van verluchters ook terug.

Identiteit van de Weense Meester van Maria van Bourgondië

De identiteit van de Weense Meester van Maria van Bourgondië blijft vooralsnog een raadsel. Volgens een oude hypothese (Hulin de Loo 1939) kan hij worden vereenzelvigd met Alexander Bening. Ook Nicolas Spierinck is al beschouwd als deze meester (zie Unterkircher). Beide opvattingen kunnen niet aanvaard worden. Maar hij is ook stilistisch en geestelijk verwant met Hugo van der Goes. Dat hij met deze kunstenaar kan worden geïdentificeerd blijft een verleidelijke maar onbewezen hypothese (aldus Smeyers 1998). Lieftinck heeft het atelier van de meester gelokaliseerd in Rooclooster, een abdij in het Zoniënwoud. Deze hypothese wordt thans echter niet meer aanvaard.

Vereenzelviging van de Weense Meester van Maria van Bourgondië met Joos van Wassenhove alias Justus van Gent?

Brinkmann 1997 en 1998 grijpt terug op een oude opvatting van De Schryver in Unterkircher–De Schryver 1969 die wijst op gelijkenissen tussen het werk van de Weense Meester van Maria van Bourgondië en het Kruisigingstriptiek in de Sint Bavo te Gent, toegeschreven aan de Gentse paneelschilder Joos van Wassenhove (ook genoemd: Joos van Gent of Justus van Gent). Deze gelijkenissen zijn des te opvallender indien niet gelet wordt op de monumentale gestalten op het triptiek, maar op de kleine figuurtjes op de bijbehorende predella, welke zich thans in het Museum voor Schone Kunsten in Gent bevindt. Brinkmann acht het op grond van de gelijkenissen goed mogelijk dat de Weense Meester van Maria van Bourgondië als paneelschilder werkzaam was in de omgeving van Joos van Wassenhove. Ook de omstandigheid dat we de hand van de Weense meester niet meer aantreffen na 1480 en hij dus naar het zich laat aanzien vrij vlot van het toneel is verdwenen, pleit in het voordeel van een dergelijke opvatting. Immers, van Joos van Wassenhove is bekend dat hij rond 1473 Vlaanderen verliet en vertrok naar het hof van de hertog van Urbino.

Uiteindelijk kan men zelfs zover gaan de Weense Meester van Maria van Bourgondië te identificeren met Joos van Wassenhove alias Joos (Justus) van Gent, hetgeen aansluit bij de opvatting (edoch met andere redengeving) van Eberhard Freiherr Schenk zu Schweinsberg 1975.

Kanttekening bij bovenstaande redenering is overigens wel dat de Calvarietriptiek inmiddels niet meer aan Joos van Wassenhove maar aan Hugo van der Goes wordt toegeschreven (Frère 2001, p. 118, 122; zie omtrent de Calvarietriptiek zelf ook Gent 1975, deel I, p. 116-118, nrs. 16 en 17).

Een tweede kanttekening betreft de datering van de handschriften die aan de Weense meester worden toegeschreven: zou de meester inderdaad zijn te identificeren als Joos van Wassenhove, dan vormt 1473 een einddatum voor ieder handschrift, en dat lijkt toch wel wat vroeg.

Wat er ook van zij, haast alle verluchters van de komende generatie hebben de invloed ondergaan van de Weense Meester van Maria van Bourgondië.

Vereenzelviging van de Meester van het Oudere Gebedenboek van Maximiliaan I met de Weense Meester van Maria van Bourgondië?

Zie hieromtrent onder: Meester van het Oudere Gebedenboek van Maximiliaan I.

Het Weense getijdenboek.

Zeer bijzonder in het Weense getijdenboek van Maria van Bourgondië (vroeger genaamd: gebedenboek van Karel de Stoute, zie Unterkircher – De Schryver 1969) zijn de beide miniaturen met “venstereffect” (de zittende vrouw aan het raam en de kruisnageling). De randen zijn hierbij niet gebruikt voor een van de miniatuur losstaande versiering, maar vormen een 1e tafereel van waaruit een volgend tafereel wordt bekeken. Hiermee wordt een bijzonder diepte-effect geschapen, dat overigens nooit navolging heeft gevonden (hetgeen vreemd is gezien het toenmalige wijdverbreide gebruik van modellen die vrijelijk door de diverse ateliers circuleerden).

Opdrachtgevers van de Weense Meester van Maria van Bourgondië

De Weense Meester van Maria van Bourgondië kende in Margaretha van York een belangrijk opdrachtgeefster. Hij verluchtte voor haar diverse handschriften, waaronder een Consolation de la philosophie (thans Jena), een Traités de morale et de la religion (thans Oxford) en een brevier (thans Cambridge, St. John’s College) (zie hierna).

Het brevier in Cambridge en de Gent-Brugse Stijl

Hoewel van het handschrift in Cambridge, St. John’s College, slechts zeven miniaturen bewaard zijn gebleven is het van eminent belang omdat hier een vernieuwing optreedt die geschiedenis zal maken. In sommige marges is het rankwerk nog zoals voorheen geschilderd op het naakte perkament. Maar daarnaast komt een margedecor voor op een gekleurde ondergrond, waarbij de ranken en bloemen bovenop het blad lijken te liggen doordat ze schaduw afwerpen.

Deze randen zijn kenmerkend voor wat de Gent-Brugse stijl is gaan heten. De Weense Meester van Maria van Bourgondië is een van de voornaamste grondleggers hiervan. Brinkmann 1998, p. 133-143 rekent overigens dit handschrift niet tot de werken van onze meester, waar Thomas Kren in Los Angeles-London 2003, nr. 22 dit wel doet.

Catalogus

Berlijn, Staatliche Museen-Preussischer Kulturbesitz

Cod 78 B 13 album met 20 miniaturen uit het Voustre Demeure Getijdenboek in Madrid, zie verder aldaar

literatuur:

  • Dogaer 1987, p. 149, pl. 13
  • Los Angeles-London 2003, nr. 20

Brussel, Koninklijke Bibliotheek

Ms IV 860 brevier, Rooclooster en Gent, ca 1477-80, verluchting door Weense Meester van Maria van Bourgondië of werkplaats/volgeling

literatuur:

  • Kren 1983, nr. 2
  • Los Angeles-London 2003, nr. 24

Cambridge, St. John’s College

Ms H 13 (vroeger ms 215) Brevier van Margaretha van York, Gent, ca 1475-1480

literatuur:

  • Brussel 1959, nr. 198
  • Smeyers 1998, p. 385-7, afb. 43
  • Los Angeles-London 2003, nr. 22
  • Cambridge 2005, nr. 50

Den Haag, Koninklijke Bibliotheek

Ms SMC1 Trivulzio getijdenboek, Gent, Antwerpen en Valenciennes, ca 1470-1475 verluchting door Lieven van Lathem: f. 13v Triniteit, 22v, 30v, 44v Pinksteren, 55v, 59v alle heiligen, 67v, 86v, 103v Gregoriusmis, 110v Maagd en Kind met musicerende engelen, 120v, 128r Sint Joris en de draak, 157v Johannes op Patmos, 159v Lucas, 161v Matteus, 164v Marcus, 248v David in gebed, 271v dodenmis; Simon Marmion: f. 139v bewening, 166v annunciatie, 186v visitatie, 199v geboorte, 205v aankondiging aan de herders, 211v aanbidding door de wijzen, 217v presentatie in de tempel, 223v vlucht naar Egypte, 232v; en de Weense Meester van Maria van Bourgondië: f. 94v Kruisiging

Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, Ms SMC1 Trivulzio getijdenboek, f. 94v: Kruisiging

literatuur:

  • Los Angeles-London 2003, nr. 17

Jena, Universitätsbibliothek

Cod gall F 85 Boëthius, De la consolation de philosophie, Gent 1476 (1 miniatuur)

literatuur:

  • Brussel 1959, nr. 194
  • Smeyers 1998, p. 385, afb. 41

Londen, Sotheby’s

Catalogus 18 juni 1991, lot 37 los blad uit graduaal met de Dood en Hemelvaart van de Maagd, Brugge of Gent, laatste kwart 15e eeuw, verluchting in stijl van de Weense Meester van Maria van Bourgondië naar ontwerp meester zelf

literatuur:

  • Sotheby’s 18 juni 1991, lot 37

Madrid, Biblioteca Nacional

Ms vitr 25-5 getijdenboek Voustre Demeure, Gent, ca. 1475-1480 (20 miniaturen uit dit handschrift thans in Berlijn en 1, verlucht door Simon Marmion, in Philadelphia), verluchting door Weense Meester van Maria van Bourgondië, Lieven van Lathem, Simon Marmion en de Meester van het Dresdense Gebedenboek: alle 24 kalenderminiaturen

literatuur:

  • Winkler 1925 (1978), p. 183
  • Pächt 1948, p. 39-40, 67-68, nr. 15
  • Lieftinck 1969, p. 77-108
  • Brinkmann 1997, p. 183-196, 390
  • Smeyers 1998, p. 395
  • Los Angeles-London 2003, nr. 20

Madrid, Museo Lazaro-Galdiano

Inv. 15503 Madrileense getijdenboek van William Lord Hastings, Gent, ca 1477-1480, verluchting door Weense Meester van Maria van Bourgondië? en werkplaats/volgelingen; verluchting wordt ook wel toegeschreven aan de Meester van het Oudere Gebedenboek van Maximilaan I

literatuur:

  • Pächt 1976
  • Kren 1983, p. 17-20, nr 2
  • Smeyers 1998, p. 468
  • Los Angeles-London 2003, nr. 25

Malibu, J. Paul Getty Museum

Ms 37 getijdenboek van Karel de Stoute, Gent, Antwerpen en Rouen, ca 1469 en 1480-1490, verluchting door Lieven van Lathem; Weense Meester van Maria van Bourgondië: f. 70v Christus in Gethesemane, 90r geseling, 111v kruisafneming; Nicolaas Spierinck e.a.

Malibu, J. Paul Getty Museum, Ms 37, f. 111v: Kruisafneming

literatuur:

  • Winkler 1925 (1978), p. 90, 196
  • Brussel 1959, nr. 242
  • Lieftinck 1969, p. 27, 29-30, 33-35, 41
  • Los Angeles-London 2003, nr. 16

Oxford, Bodleian Library

Ms Douce 219-220 getijdenboek van Engelbrecht van Nassau, Gent, ca 1475 en ca 1480-1483, verluchting door Weense Meester van Maria van Bourgondië, ca 1475, randen later, ca 1480-83 overgeschilderd mogelijk door Gentse Associés, m.n. verwantschap met Berlijnse getijdenboek van Maria van Bourgondië en Maximiliaan

Oxford, Bodleian Library, ms Douce 219-220, f. 114v-115r: Visitatie en Maria en Jozef in de herberg

literatuur:

  • Winkler 1925 (1978), p. 104, 113, 190
  • Pächt 1948, p. 20-21, 28, 30-34, nr. 14
  • Brussel 1959, nrs. 267, 268
  • Lieftinck 1969, p. 39-76
  • Alexander 1970 (2)
  • Unterkircher 1974, p. 288-9
  • Van Buren 1975, p. 286-292
  • Brinkmann 1998, p. 143-147, en, inzake de randen, p. 153-4
  • Smeyers 1998, p. 395, afb. 53, 54
  • Los Angeles-London 2003, nr. 18

Ms Douce 365 L’Abbaye du Saint Esprit (vertaling van de Abbacia de Sancto Spiritu) en andere teksten, Gent 1495, verluchting mogelijk door de Meester van het Oudere Gebedenboek van Maximilaan I, in ieder geval verluchter uit omgeving van de Weense Meester van Maria van Bourgondië

literatuur:

  • Smeyers 1998, p. 385, afb. 42
  • Los Angeles-London 2003, nr. 43

Voor verdere literatuur zie onder: Meester van het Oudere Gebedenboek van Maximiliaan I

Parijs, Bibliothèque Nationale

Ms fr 22547 Quintus Curtius Rufus, Histoire d’Alexandre (Franse vertaling door Vasco de Lucena), Brugge, ca 1468-1470, verluchting door Loyset Liédet en werkplaats en Weense Meester van Maria van Bourgondië

literatuur:

  • Winkler 1925 (1978), p. 75, 193
  • Smeyers 1998, p. 326, 357, 360-1

Los Angeles-London 2003, nr. 54

Wenen, Osterreichische Nationalbibliothek

Cod 1857 getijdenboek van Maria van Bourgondië, Gent, Antwerpen, Valenciennes en Brugge?, ca 1470-1475, verluchting door Weense Meester van Maria van Bourgondië: f. 14v, 43v, 94v en 99v, en door Lieven van Lathem, Simon Marmion (1 miniatuur) en Willem Vrelant (1 miniatuur); kalligrafie door Claes Spierinck

Wenen, Osterreichische Nationalbibliothek, cod. 1857, f. 99v: Kruisiging

literatuur:

  • Smeyers 1998, p. 395, afb. 52
  • Walther 2001, p. 366-7
  • Los Angeles-London 2003, nr. 19

Windsor, Windsor Castle

Gildeboek van de Anna-broederschap te Gent, Gent na 1476 (1477)

literatuur:

  • Brussel 1959, nr. 265
  • Gent 1975, dl. 2, nr. 610
  • Smeyers 1998, p. 385, 387, afb. 44
  • Los Angeles-London 2003, nr. 23

Literatuur

  1. Winkler 1925 (1978), p. 103-116, 183
  2. Pächt 1948
  3. Brussel 1959, nrs. 194, 198, 242, 265, 267, 268
  4. Lieftinck 1969
  5. Unterkircher – De Schryver 1969
  6. Alexander 1970 (2)
  7. Unterkircher 1974
  8. Schenk zu Schweinsberg 1975
  9. Van Buren 1975
  10. Gent 1975, dl. 2, nr. 610
  11. Pächt 1976
  12. Kren 1983, nrs. 2, 3
  13. Thoss 1987, p. 52-61, nrs. 16, 17, 18, 19
  14. Dogaer 1987, p. 145-150, pl. 13, 14, afb. 90-94
  15. Pächt-Thoss 1990, p. 90-98, 98-101
  16. Sotheby’s 18 juni 1991, lot 37
  17. Unterkircher 1993
  18. Brinkmann 1997, p. 22-33, 183-196, 390, 392
  19. Brinkmann 1998
  20. König 1998
  21. Smeyers 1998, p. 326, 375, 360-1, 385-8, 395-8, 468, afb. 5, 41, 42, 43, 44, 45, 52-57
  22. Walther 2001, p. 366-367, 368-369
  23. Los Angeles-London 2003, p. 126-7, nrs. 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 43, 54
  24. Cambridge 2005, nr. 50